Het Begin
De N.V. Gemeenschappelijke Kernenergiecentrale Nederland (GKN) werd in 1965 opgericht met als doel ‘het bouwen, in bedrijf stellen en exploiteren van een kernenergiecentrale, waarbij zoveel mogelijk praktijkkennis kan worden opgedaan’. De achtergrondgedachte was dat ook voor Nederland kernenergie een belangrijke en niet te missen bron van elektriciteit voor de toekomst zou zijn, gezien de toen verwachte sterke groei van het elektriciteitsverbruik. De officiële ingebruikstelling vond plaats op 26 maart 1969. Sindsdien is de centrale met een hoge graad van beschikbaarheid 28 jaar in bedrijf geweest.
De uitbreiding van het kernenergievermogen in Nederland stagneerde door het ongeval met de kernenergiecentrale in Tsjernobyl op 26 april 1986. Na dit ongeval heeft de regering de besluitvorming over nieuwe kernenergiecentrales aangehouden. Ze wilde eerst een aantal studies naar de veiligheid van kernenergiecentrales uitvoeren.
De N.V. Samenwerkende elektriciteitsproductiebedrijven (N.V. Sep) bleef streven om van het benodigde vermogen in de elektriciteitsvoorziening een aanzienlijk deel op te wekken met kernenergie. Daarom besloot de Sep, als enige aandeelhouder van de N.V. GKN, de Kernenergiecentrale Dodewaard (KCD) 10 jaar langer in bedrijf te houden dan oorspronkelijk gepland. De consequentie daarvan was wel dat er een aantal veiligheidsverhogende maatregelen genomen moest worden om de veiligheid van de KCD te laten corresponderen met de stand der techniek van dat moment. Deze verplichting vloeide voort uit een vergunningvoorschrift dat in 1992 aan de Nederlandse kernenergiecentrales werd opgelegd om 10-jaarlijks de veiligheid te evalueren. In 1995 werd met het uitvoeren van de wijzigingen begonnen.
Het einde
Tijdens deze periode van aanpassing kondigt op 3 oktober 1996 de N.V. Sep het voornemen aan om de elektriciteitsproductie met de KCD in maart 1997 definitief te stoppen, 7 jaar eerder dan de geplande datum 1 januari 2004. Aanleiding hiervoor was het gebrek aan een politiek-maatschappelijk draagvlak voor elektriciteitsproductie door middel van kernenergie en daarmee een onvoldoende bedrijfseconomische perspectief voor de onderzoekscentrale in Dodewaard. Een belangrijk signaal hierbij was het uitblijven van een duidelijk regeringsstandpunt over de bouw van nieuwe kernenergiecentrales in Nederland in de nabije toekomst. Het steeds verder afnemen van een positieve houding over dit onderwerp werd duidelijk uit diverse nota’s en besluiten van de overheid. Ook werd elektriciteit steeds meer een product dat op de vrije markt verhandeld werd. Bedrijfseconomisch is hierin geen plaats voor een centrale die vanwege haar onderzoeksdoelstelling niet concurrerend kan produceren.
Op 7 maart 1997 gaat de Minister van Economische Zaken akkoord met het genoemde voornemen van de Sep tot wijziging van het Elektriciteitsplan 1997-2006. Op 26 maart 1997 stopt de elektriciteitsproductie van de kernenergiecentrale. Op 26 juni 1997 besluit de directie van de N.V. GKN de elektriciteitsproductie per 1 juli 1997 definitief te staken.
Van begin af aan heeft GKN er rekening mee gehouden dat de kerncentrale uiteindelijk weer afgebroken zou moeten worden en daar plannen voor ontwikkeld en gelden gereserveerd. Deze plannen voorzien in een wachttijd voor volledige ontmanteling van 40 jaar om de resterende radioactiviteit grotendeels (99,5 %) te laten vervallen. Daarna volgt de afbraak van de restanten van de kerncentrale. Voorafgaand aan de wachttijd is de KCD, om mogelijk ongecontroleerde verspreiding van radioactieve stoffen in de omgeving te voorkomen, in een staat van Veilige Insluiting gebracht.